Vitamines, je kent ze wel: stoffen die nodig zijn voor groei, herstel en goed functioneren van je lichaam. Je moet ze eten, want het lichaam maakt ze zelf niet (of te weinig) aan. Sinds 1906 werden er dertien vitamines ontdekt. Negen zijn in water oplosbaar (alle B-vitamines & C) en vier in vet (A, D, E & K).
Vitamines komen voor in de levende natuur. Ze kunnen door sommige planten of dieren zelf gemaakt worden.
TOPLEVERANCIERS
De meeste vitamines vind je in groente en fruit. Daarvan eten kinderen veel te weinig. Dan lijkt een vitaminepil een ideale oplossing. Helaas is zo’n pil altijd minder compleet dan gezonde, verse voeding. In fruit en groente zitten namelijk ook vezels en essentiële vetzuren. Plus bioactieve stoffen die onze gezondheid helpen. Het zijn er een paar duizend en ze hebben bizar mooie namen als isoflavoïden, catheninen, luteïne, isothiognaten, quercetine, kaempferol, etc. Hoe al die stofjes precies werken en waarvoor, weten we nog steeds niet. Dat ze werken, weten we wel. Misschien zit het wel in de combinatie van vitamines met deze stoffen. Niemand weet het, dus er is geen pil van te draaien. Al dat goeds in overvloed te koop: het zit exclusief in vers en onbewerkt eten.
VITAMINEPIL
Een 15 jaar durend onderzoek onder 160.000 vrouwen in Amerika toonde aan dat multivitaminepillen-sliksters niet gezonder zijn. Vaak worden vitamines uit zulke pillen niet goed opgenomen. De uitzonderingen bevestigen overigens de regel. Er zijn twee soorten vitamines waarvan een dagelijkse extra dosis wel zinvol kan zijn – zelfs als je volwaardig en afwisselend eet:
- Vitamine D is belangrijk voor sterke botten. De zon is de belangrijkste leverancier van vitamine D. Een tekort komt vaak in de winter voor. Kleine kinderen, zwangere vrouwen en mensen met een donkere huidskleur lopen extra risico. De Gezondheidsraad adviseert kinderen tot 4 jaar dagelijks 10 microgram vitamine D extra geven. Tenzij ze zuigelingenvoeding of opvolgmelk gebruiken. Donkere kinderen geef je ook na het vierde jaar extra vitamine D. Zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven idem dito.
- Vitamine B9 oftewel Foliumzuur: voorkomt een open ruggetje. Begin met slikken als je zwanger wilt worden en in de eerste maanden van de zwangerschap.
- Bij Vegetariër vind je extra informatie over vitaminegebruik bij een beestloos dieet.
MINERALEN
En dan zijn er ook nog mineralen, die heb je ook nodig. Mineralen zijn stukjes ‘dode’ natuur. Vrolijk levende planten nemen ze op uit de aarde. Dieren nemen ze op uit planten en water. Er zijn twee groepen mineralen: macro-elementen en micro-elementen.
- Macro-elementen zijn: calcium, fosfor, kalium, natrium, chloor, magnesium en zwavel. Daar heb je minstens 100 milligram per dag van nodig en vaak veel meer.
- Micro-elementen of spoorelementen zijn: ijzer, zink, koper, mangaan, jodium, fluor, chroom, kobalt, seleen, molybdeen, silicium en vanadium. Je hebt er maar een klein beetje van nodig – maar zonder kun je niet.
Mineralen doen allemaal belangrijke dingen die je niet weet en waarschijnlijk ook niet wilt weten. Denk aan spijsvertering, spieren, zuurstoftransport tot DNA.
TEKORT
In de praktijk hebben veel kinderen een mineralentekort. Niet heel groot, maar toch: de hoeveelheid ijzer, zink en foliumzuur bijvoorbeeld, kan vaak een stuk beter. Dat blijkt uit onderzoeken van het Ministerie van WVC (1994), De Stichting Orthomoleculaire Educatie (1995) en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (2008).
Elke dag een pil met mineralen dan maar? Dat kan, maar net als bij veel andere voedingsstoffen is het maar de vraag of de stoffen in zo’n pilletje wel goed worden opgenomen. In een natuurlijke vorm (in combinatie met alle andere stoffen) heeft het meer effect. IJzer wordt beter opgenomen in combinatie met Vitamine C. Te veel ijzer staat de opname van zink en koper in de weg. Ingewikkeld – wie wil er nou gaan koken met een scheikundeboek in z’n hand?
VERS EN GEVARIEERD
We vallen vreselijk in herhaling, maar kan het schelen: Vers en gevarieerd eten is de beste remedie. Laat je leiden door het seizoen. Kies zoveel mogelijk voor biologische gewassen, want die bevatten meer mineralen dan niet-biologische gewassen. Hoe dat komt, is nog niet geheel duidelijk, maar er zijn wat vermoedens. Biologische landbouwers houden de grond zo gezond mogelijk. Ze gebruiken geen kunstmest, maar natuurlijke mest. Ook door het rouleren van gewassen wordt die minder eenzijdig belast. Groenten en granen krijgen meer tijd om te groeien. Ook daardoor stijgt het mineralengehalte. Kortom, door de levende natuur niet dood te maken komt de dode natuur beter tot leven. Of dat technisch helemaal waar is weten we niet, maar het klinkt wel mooi.